donderdag 4 april 2013

DE MYTHE VAN DE OMROEPBIJDRAGE

Op 16 april a.s. bespreekt de Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer enkele mediaonderwerpen, waaronder de herintroductie van de omroepbijdrage. Staatssecretaris Dekker schreef over dit thema een brief aan de Kamer naar aanleiding van een losse flodder van de voorzitter van Omroep Max. Die pleitte voor de invoering van een vrijwillige omroepbijdrage. Dat kan natuurlijk niet, want dan zou de publieke omroep niet publiek meer zijn en ‘gewoon’ een van de commerciĆ«le omroepen. Daarmee wordt ook het recht verspeeld verplicht te worden doorgegeven op kabelnetten. Wel vaker wordt uit nostalgie gesproken over de omroepbijdrage, ook wel kijk- en luistergeld genoemd. Zo zei een omroepdirecteur dat indien kijk- en luistergeld nog zou hebben bestaan het budget van de publieke omroep in 2017 het dubbele zou zijn van wat het nu gaat worden. Afhankelijk van wat je meerekent, zou het budget van de landelijke publieke omroep in die fictieve situatie volgens sommigen 1,2 miljard euro bedragen. Dit nu is een misverstand. De omroepbijdrage is in het jaar 2000 ingetrokken. De hoogte van de bijdrage werd daarvoor jaarlijks vastgesteld en ook welk bedrag ter beschikking stond van de instellingen die zendtijd hadden verkregen. Het is een mythe dat iemand met een eventuele herinvoering iets opschiet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten